Provincie laat PET-fabriek op Campus toe.
De provincie heeft de bezwaren van het Graetheidecomité tegen de vestiging van een fabriek voor de recycling van PET (plastic) op de Chemelot-campus afgewezen. Het Graetheidecomité is van mening dat een dergelijke fabriek niet op de campus thuishoort. Daar mogen volgens de vergunning die de campus heeft alleen onderzoek en ontwikkeling (R&D) en R&D gedreven kleinschalige producties komen. De PET-fabriek is met 10.000 ton/jaar niet kleinschalig en is ook niet R&D gedreven. De provincie stelt dat het in de aanvraag om een pilot-plant gaat. Dat Ioniqa (het bedrijf dat de fabriek bouwt) het in de pers een "echte fabriek" noemt doet volgens de provincie niet ter zake. Alleen de tekst van de aanvraag is volgens de provincie bepalend (ook al is die duidelijk onjuist). En de grootte van de fabriek vindt de provincie ook niet van belang. De provincie stelt dat er in de fabriek wel onderzoek gebeurt. In de aanvraag wordt echter geen melding gemaakt van onderzoek. Hier baseert de provincie zich (tegen haar eigen regels in) dus niet op de aanvraag. Waar die bewering dan wel op gebaseerd is maakt de provincie niet duidelijk. Ioniqa stelt in de pers zelfs dat de techniek al gevalideerd is en noemt als enige reden om zich op de Campus te vestigen de aanvoer van afval-PET vanuit Duitsland en België.
Het Graetheidecomité ziet af van de mogelijkheid om bij de rechter in beroep te gaan. Juridisch is dat alleen zinvol als we kunnen bewijzen dat de fabriek niet R&D gedreven of niet kleinschalig is. Die begrippen zijn echter zo vaag dat de kans dat we van de rechter gelijk krijgen erg klein is.
Onze conclusie is dat de provincie op de campus bijna alles toelaat. Eerder werden ook al kantoren voor Lanxess (nu Arlanxeo) en Sitech op de campus toegelaten. Kantoren voor onderzoekers zijn uiteraard nodig, maar in de kantoren van Lanxess en Sitech is zelfs geen laboratoriumruimte. Er wordt helemaal geen onderzoek gedaan; ze horen dus ook niet op een campus. Maar de provincie wil de campus vol hebben, hetzelfde waarmee. Met subsidies worden bedrijven die zich net zo goed ergens anders kunnen vestigen naar de campus toe gelokt.
Voor de uitbreiding van de campus naar de Lexhy heeft dit belangrijke gevolgen. Daar zou volgens Chemelot het grootste deel nodig zijn voor industrie (en dus niet voor R&D). Dat zouden dan kleinschalige bedrijfjes worden. Als we nu echter zien wat er op de campus toegelaten wordt, dan vrezen we voor de Lexhy het ergste. Wij vrezen dat de provincie alles toelaat, als het maar kleiner dan een Nafta-kraker is. De Lexhy is door de provincie zelf aangemerkt als "goudgroene natuur". Dat is de meest waardevolle natuur in de provincie en die mag alleen in uitzonderings-gevallen aangetast worden. En daar zou dan industrie moeten komen!
Alles hangt af van de bestemming die de gemeente Sittard-Geleen aan de Lexhy zal geven. B&W willen volgens het coalitie-akkoord op de Lexhy de bouw van campusfaciliteiten en kantoren toestaan. Het college (waarin ook GroenLinks zit) wil dus goudgroene natuur opofferen voor de bouw van kantoren! En onder campusfaciliteiten valt vanalles, zoals uit de vergunning voor de PET-fabriek blijkt. Ook het CDA wil campusfaciliteiten en kantoren op de Lexhy toestaan, maar stelt wel duidelijk dat er geen industrie mag komen. B&W en de gemeenteraad zullen toch eens duidelijk moeten maken wat er op de Lexhy nu wel en niet mag. Met vage omschrijvingen als "campusfaciliteiten" komen we niet verder. Het lichtzinnig opofferen van de laatste stukjes goudgroene natuur in de regio zou toch voorkomen moeten worden.