Commentaar Graetheidecomité op Tussenrapport A2 (december 2007)
In de nota wordt de verwachte afname in bevolkingsaantal en in beroepsbevolking als uitgangpunt genomen, hetgeen wij een juiste aanpak vinden. Deze aanpak is ook conform het recente POL. Ten aanzien van de woningbouw wordt deze afname ook ten volle in de prognoses en plannen verdisconteerd. We zijn het met de uitgangspunten t.a.v. woningbouw volledig eens, hoewel we t.a.v. de verdere invulling later in deze nota nog enige opmerkingen willen maken. Bij de planning t.a.v. het industriebeleid, waaronder logistiek, infrastructuur en werklocaties wordt de verwachte grote afname in beroepsbevolking echter volledig buiten beschouwing gelaten. De betreffende onderdelen van het rapport ademen volledig de sfeer van verdere groei in hetzelfde tempo als in het verleden. De schattingen van de in de toekomst benodigde extra ruimte zijn dan ook veel te hoog. We zullen dat hieronder verder kwantificeren Opvallend is dat in de nota volledig wordt voorbijgegaan aan de landbouw. Er wordt alleen geconstateerd dat deze nu een belangrijke plaats inneemt, doch elke toekomstvisie ontbreekt. Wij zijn van mening dat een groot deel van het open gebied tussen Sittard, Geleen en het Julianakanaal voor landbouw beschikbaar moet blijven. Wel moet hier veel meer rekening gehouden worden met recreatief medegebruik. In het volgende zullen we onze inzichten t.a.v. werklocaties (kennisindustrie en logistieke bedrijvigheid) en woningbouw verder toelichten
Werklokaties
Algemeen
De nota constateert dat er nog ongeveer 300 ha industrieterrein in de WM beschikbaar is (inclusief BMAA , Holtum noord III en de open ruimte op Chemelot. De toekomstige behoefte wordt door de samenstellers van de nota geschat op 17 ha/jaar. Uit de volgende feiten volgt dat deze schatting veel te hoog is:
1. LIOF schat de behoefte op 4-12 ha/jaar;
2. de uitgifte over de jaren 2003-2006 bedroeg gemiddeld 9,5 ha/jaar (voordien lag dit op ca 20 ha/jaar)
3. in het POL wordt zelfs uitgegaan van een afname in het areaal industrieterrein na 2020.
De aanwezige voorraad industrieterrein is dus voldoende voor minimaal 18 jaar (als de raming van 17 ha/jaar waar zou zijn) tot mogelijk 75 jaar (indien de ondergrens van LIOF de juiste voorspelling is) en nog langer als de verwachting in het POL klopt. Enige noodzaak voor nieuwe industrieterreinen ontbreekt dus volledig.
Kennisindustrie op Graetheide
In de nota wordt een zoekgebied ter grootte van het hele open gebied tussen Sittard. Geleen en het Julianakanaal opgevoerd t.b.v. 50-70 ha die volgens de opstellers van de nota in een gunstig scenario op langere termijn wel eens nodig zouden kunnen zijn voor kennisintensieve industrie of logistieke voorzieningen. De verwachting van DSM is echter dat dit voor wat betreft de kennisindustrie volledig op het Chemelot-terrein gerealiseerd kan worden. Hier is nog 135 ha beschikbaar. Ter vergelijking, de Philipscampus omvat 104 ha en er is plaats genoeg voor zeker 10.000 arbeidsplaatsen. In de nota “Graetheide toekomstperspectief” (jan 2007) hebben wij reeds uiteengezet waarom wij een veel grotere kennis-campus (zoals voorgesteld in de TopTech-nota van BVR) niet realistisch vinden. Het Graetheidecomité ziet dan ook niet de noodzaak om veel grond buiten het Graetheidegebied gedurende lange tijd te reserveren, maar is er niet op tegen om voor de gemoedsrust van degenen die nog in een sterke groei geloven 50 ha op de Lexhy voor dit doel vrij te houden. Er is geen enkele reden om de keuze voor de exacte locatie niet nu te maken. Het moet niet zo zijn dat het in de nota aangegeven zoekgebied decennialang zoekgebied blijft, waardoor alle verdere ontwikkelingen geblokkeerd worden.
Logistieke bedrijvigheid
De verwachting is dat in de toekomst meer ruimte nodig is voor logistieke faciliteiten. Wij zijn er in principe voorstander van om hiervoor ruimte te creëren, maar alleen als het gaat om regio-gebonden logistiek (vervoer van en naar de aanwezige bedrijven). De flessenhals tussen Susteren en Urmond is niet geschikt als vestigingsplaats voor voorzieningen in de transportketen van de havens van Rotterdam en Antwerpen naar het achterland in Europa. Andere regio’s (Venlo) komen hiervoor veel eerder in aanmerking en de beperkte ruimte in de WM kan beter gebruikt worden. Bovendien is het zo dat bij die verwachte groei geen rekening is gehouden met de afname in beroepsbevolking. Het is dus aannemelijk dat die groei, als deze er al is, zeer beperkt zal zijn en opgevangen kan worden op de 300 ha die nog beschikbaar is.
Woningbouw;
Wij zijn verheugd dat onderzocht zal worden aan welk type woningen in de toekomst behoefte zal ontstaan. Wij willen echter nu al waarschuwen voor de mening die in sommige kringen heerst dat er een grote behoefte is aan luxe woningen in het buitengebied in de WM. De behoefte aan dit soort woningen zal er zeker zijn maar in de WM zal het toch om zeer kleine aantallen gaan. De streek is hiervoor namelijk niet aantrekkelijk genoeg. Uit een onderzoek van Alterra bleek dat Sittard-Geleen in de ogen van de Nederlandse bevolking een van de lelijkste gebieden van Nederland is. Dit vanwege de overmatige aanwezigheid van industrie, bebouwing en snelwegen en door omgevingslawaai en horizonvervuiling. Wij zijn van mening dat eerst hierin verbetering aangebracht moet worden, onder andere door het gebied tussen Born en Urmond als “groene buffer” te bestempelen (net als het gebied tussen Echt en Susteren) voordat er aan de bouw van villa’s gedacht wordt. Bovendien vinden we dat dergelijke woningen niet in het open gebied maar aan de stadsrand gepland moeten worden.. Er is immers al meer dan voldoende ruimte voor woningbouw gereserveerd
Conclusies
Het Graetheidecomité stelt concreet de volgende wijzigingen in de plannen voor.
1. Het zoekgebied voor kennisintensieve industrie en logistieke bedrijven laten vervallen en in plaats daarvan 50 ha op de Lexhy reserveren voor kennisindustrie.
2. Het open gebied tussen Maas en spoor ter hoogte van Sittard (het Graetheidegebied) bestemmen als groene buffer, waarin naast de ontwikkeling van een parkachtig landschap (zoals genoemd bij de opgaven voor de ontwerpateliers in deel C van de nota) ook plaats is voor landbouw.
3.Bepalen dat logistieke bedrijvigheid op de reeds bestaande bedrijventerreinen plaats moet vinden en gericht moet worden op de locale logistieke behoeften.