Overstromingen door lekkend Julianakanaal
Nadat in de herfst van 1934 het graven van het laatste deel van het Julianakanaal, het stuk tussen Elsloo en Born, voltooid was werd op 27 oktober de dijk in Elsloo doorgestoken en water in het kanaal gelaten. Al snel werd duidelijk dat er bij Urmond lekkages waren. De Ur was buiten haar oevers getreden wegens het vele lekwater. Zelfs dringt het grondwater door tot in de kelders aan de Maasstraat zodat de bewoners hun aardappelen op het droge moeten brengen. Ondanks het feit dat het waterpeil in het kanaal nog te laag is vaart op17 december. een met vlaggen versierd schip als eerste door het kanaal en werden de eerste steenkolen en ammoniak in de schepen geladen. Maar dan is al duidelijk dat er over de hele lengte (11 km.) tussen Elsloo en Born enorme lekkages zijn. In Urmond, Berg en Nattenhoven staan veel kelders blank. Het water stroomt in grote hoeveelheden door de kanaaldijk bij Nattenhoven. Bij de grens van Born en Obbicht zijn er over meer dan 100 meter grondverschuivingen. Een woning is binnen en buiten flink gescheurd.Rijkswaterstaat tracht het probleem op te lossen door in Stein kolenslik in het kanaal te pompen. Via een pijpleiding wordt dit van de Staatsmijn Maurits aangevoerd. Het water in het kanaal is pikzwart.
Ook landelijk krijgt het probleem veel aandacht. In het dagblad “Ons Vaderland” verschijnt op 29 januari 1935 het volgende relaas over de situatie bij Urmond, Berg en Obbicht.
Wij zijn dezer dagen naar het bedreigde gebied gegaan. Op onzen tocht zijn wij eerst bij het Zuidelijke deel geweest, ongeveer ter hoogte van Berg. Toen wij over een weggetje liepen, dat loodrecht op de lengterichting van het kanaal ligt zagen wij reeds op grooten afstand van het kanaal aan alle kanten het water uit den grond borrelen en naarmate wij het kanaal naderden, des te talrijker werden de kwellen en des te krachtiger werden de waterstralen. Tenslotte werd het zoo. dat het er veel van had als was er eenvoudig een goot gelegd, dwars door den kanaalwand. Het lekwater gutste in inderhaast aangelegde sleuven, welke hier en daar dwars den weg doorploegden.
Een zijweg, welke dus evenwijdig aan het kanaal loopt, was met een balk afgesloten, voor alle verkeer. Wij zijn dezen weg een eind opgegaan, waarbij wij af en toe door diepe plassen moesten waden, over dwarsgeulen vol hard stroomend kwelwater moesten springen en telkens weer op den drassigen. doorweekten bodem dreigden uit te glijden. Aan de rechterhand hadden wij den vrij steil oploopenden ouden heuvelwand. welke dus thans tot kanaaldijk is geworden. Overal zag men het water uit den grond spuiten, sijpelen, lekken, opborrelen. Door de dwarsgoten gutste het naar het lager gelegen terrein, links van den weg. Hier lagen uitgestrekte boomgaarden en landerijen. Tot op grooten afstand stonden zij blank. Op sommige plaatsen reikte het water tot aan de takken van de boomen.
Wij gingen een dwarsweg in, welke van het kanaal af leidde. Maar na ongeveer twintig meter stuitten wij op een onoverkoombare hindernis. De boomgaarden aan onze rechterhand lagen lager, dan die aan de linkerzijde. Om de laatstgenoemde te ontlasten had men dwars door den weg een breede, diepe sloot gegraven, zonder dat men de belanghebbenden had gewaarschuwd.. Men vertelde er ons echter bij. dat momenteel het onberijdbaar zijn van deze binnenwegen niet zulk een groot euvel is. Als echter in het vroege voorjaar de boeren naar hun land moeten. wordt indien er geen verandering komt de toestand onhoudbaar. De boomgaard rechts van het weggetje had het al heel hard te verduren, want behalve het kwelwater, dat regelrecht van het kanaal komt gevloeid, krijgt deze bongerd er nog het door de sloot wegstroomende water van zün buurman bij. In den boomgaard rechts van het weggetje staat het water op sommige plaatsen 1.20 m. hoog. Later zijn wij eens gaan kijken bij het Noordelijker stuk, dat tusschen nieuw opgeworpen dijken ligt. Men heeft daar. omdat er uiteraard kwelwater werd verwacht slooten aan de buitenzijde van den dijk gegraven, om dit water af te voeren, maar de capaciteit van die slooten is bij lange na niet toereikend om al het water op te vangen. Overal in de lager gelegen landen sijpelt het water te voorschijn. In den weg tusschen Berg en Obbicht heeft de Waterstaat een buis laten leggen, om het overtollige water af te voeren naar de Maas. Er is echter zooveel water gekomen, dat men een meters breede geul dwars door den weg heeft moeten graven, waardoor een noodbrug is gelegd. Onder de brug woelt en kookt een bergstroom, waarin de machtelooze buizen worden schoon gespoeld. En aan den anderen kant van Urmond hebben wij gezien, hoe de Ur, welke eens een rustig kabbelend beekje was, door het kwelwater uit het kanaal is gewassen tot een stroom, welke ver buiten zijn oevers voortkolkt. Ten slotte zijn wij ook nog wezen kijken aan den anderen kant van de Maas. waar men over den weg, tusschen Urmond en de rivier overal beekjes ziet stroomen. Dit is kwelwater uit het kanaal, dat voor een groot gedeelte zijn weg heeft genomen door de kelders van de woningen in Urmond. En vlak om het plaatsje zijn alle tuinen nat en drassig; hekjes en hagen verzakken, door de rioleeringen hoort men onafgebroken het water krachtig stroomen.
In mei 1935 is het lekken zo ver afgenomen dat men het aandurft om het waterpeil in het kanaal te verhogen naar de normale stand. Het lekken neemt daardoor weer toe. “Het Vaderland”schrijft op 5 juni:
Uit Sittard wordt ons gemeld, dat het Julianakanaal onder de gemeenten Stein en Urmond nog ernstiger dan een week geleden doorlekt. De schade aan landerijen en boomgaarden is reeds zeer groot. Onder de bewoners van den Westelijken kanaaloever tusschen Maas en het kanaal is groote onrust ontstaan.
Langzaam wordt het lekken minder, hoewel er eind 1939 nog steeds met lekkages bij de haven in Stein getobt wordt..