De dorpsschool in Urmond en Berg rond 1885

In 1927 beschreef een Bergenaar zijn herinneringen aan de dorpsscholen in Berg en Urmond rond 1885. Een prachtig verhaal, dat ook beschrijft hoe de mensen toen leefden en een goed beeld geeft van de kwaliteit van het onderwijs.

We verplaatsen ons in 't jaar 1882 en vertoeven in de gemeente Berg-Urmond. Ik meen dat in 't genoemde jaar beide parochies samen ongeveer duizend inwoners telden. De burgemeester woonde te Urmond. In de plaats van dit voorrecht had Berg het recht en de eer een "schepen'' (wethouder) te herbergen. En de school?'s Ja, die bestond en bestond ook niet. Te Urmond op den “kirkeberg'' onder één dak met een in twee gesplitste boerderij lag het raadhuis, het brandspuithuis en . . . het schoollokaal. Eén, goed en wel geteld één, lokaal diende voor brandspuit en schoolkinderenbergplaats en op de eerste en eenige verdieping waren de archieven der gemeente, de bevolkingsregisters, het kantoor van den gemeente-secretaris, van den gemeente-ontvanger en de vergaderzaal der vroede vaderen van den gemeenteraad. Men zegt, dat de menschen van Urmond beter en braver waren dan die van Berg, en dito de kinderen, die nog mensen moeten worden. Of het waar is, weet ik niet. Wel weet ik, dat er heel dikwijls vechtpartijen ontstonden tusschen de jeugdige Urmondenaars en Bergenaars en ook weet ik, dat die van Berg heusch niet bang waren.

De school in Urmond

Toen nu de toestand in de brandspuit- en schoolkinderenbergplaats onhoudbaar werd, bouwde men een nieuwe school, met twee lokalen voor de krioelende jeugd, meisjes en jongens al dooreen, en daaraan verbonden een nette woning met beneden- en bovenvertrekken voor den toen nog kinderloozen meester. Die school lag even buiten het dorp, aan den Bergerweg *); goed 20 minuten gaans van Berg. Ze was alras veel te klein, vooral in den winter. Schoolplicht kende men destijds niet en zoo kwam het dat sommige kinderen in 't geheel niet naar school gingen, andere alleen dan, wanneer ze thuis niets konden doen om de ouders te helpen, en de brikkenbakkers verlieten in den zomer het land en gingen naar Duitschland om er enkele maanden 15-18 en zelfs nog meer uren per dag te werken, te slaven, en velen om zedelijk en lichamelijk ten onder te gaan. Zoo kwam het dat er in den zomer geen twintig kinderen de school bezochten, terwijl ze des winters opeengestapeld werden, dreumesen van 7, 8, 9 Jaar ; bengels van 14, 15 ; en vlegels van 16, 17 jaar en soms nog ouder. Dat daar van degelijk onderwijs geen sprake kon zijn, spreekt vanzelf. Daarbij kwam nog, dat de meester wel zeer geleerd was, doch de gave miste om zijn kennis mede te deelen. Hij was dan ook tienmaal meer "meester'' dan onderwijzer. En hij verstond de kunst zijn meesterschap meesterlijk te handhaven. Hij zette regelmatig in zwiepende praktijk om het bijbelwoord “Wie de roede spaart haat zijnen zoon”. Goed van aard maar opvliegend van karakter, bleef hij maar aan 't afranselen zoolang zijn hazelroede en zijn adem het konden uithouden. Terwijl hij op eenen rug aan 't trommelen was, konden zij, die naast het slachtoffer zaten verzekerd zijn, dat ze ook hun portie kregen. Daarbij gilden en joelden de gestraften en de anderen als om strijd. Hijgend met bliksemende oogen en een hoogroode kleur op zijn aangezicht, zoodat er haast geen verschil meer was tusschen haar en huid van den meester, zoo stond de hooggeleerde vos dan te midden zijner scholieren en scholiersters. Zulk een toestand werd ten langen laatste onhoudbaar. De eerste verbetering was de toelating verleend aan “Gerrit” om den meester te helpen. Een diploma voor onderwijzer heeft Gerrit nooit gehad. Wel was hij een flink organist en pianist, een beschaafd jongmensch met zeer net voorkomen. Gerrit bleef zoolang bij den meester als er maar enigszins ruimte was. Toen evenwel Gerrit later getrouwd was en een zeer nette herberg hield vlak bij de kerk te Urmond, waarin ook zijn piano stond, toen mocht hij zelfstandig school houden in zijn huis. De kinderen betaalden één cent per dag. Dat was zijn salaris. En toch heeft die man goed onderwijs gegeven en vooral een goed voorbeeld in alle opzichten aan heel de gemeente. Dit redde dus voorlopig den toestand te Urmond. 

De school van Neske in Berg

Maar nu te Berg ? Daar moet het dankbaar nageslacht een standbeeld oprichten voor Nes. Wie was Nes ? Nes, en wie lief wilde zijn zei : "Neske'' , Nes was het orakel van Berg. Nes was de vuurtoren in de haven der algemeene onwetendheid. Nes was de vraagbaak voor al wat betrekking had op de hogere geleerdheid harer dorpsgenooten, d.w z. lezen, schrijven, optellen, aftrekken, deelen en vermenigvuldigen. Nes was de onbezoldigde secretaresse van al diegenen, die niet schrijven konden en die toch een zoon bij den troep (onder dienst) of een kind in den vreemde hadden, als knecht, als dienstmeid of als brikkenbakker. Nes was de geleerdheid in persoon. Nes redde dan ook jarenlang en op schitterende wijze den erbarmelijker toestand in de gezegende gemeente Berg-Urmond. Nes gaf zelf onderwijs aan de dorpsjeugd, jongens en meisjes.

's Winters gaf ze nog avondschool voor ,,meer- gevorderden en volwassenen''. Een van die "meer gevorderen'' was de vierde zoon van Tiske den smeet (smid). Gewapend met een groote lei, meer in een ijzerplaat dan in een houten raam gevat, trok hij tegen het vallen van den avond naar de avondschool bij Nes. De weg van de smidse naar Nes was niet langer dan tien minuten. Daarover deed hij doorgaans een groot uur. Hij was immers niet alleen de oudste, circa 19 jaar, maar ook de sterkste. Een hond of kat kregen 'n steen of wat hij vond achterna; de volle emmers der jonge meisjes, die bij de pomp stonden, moesten even omgegooid worden. Lag er sneeuw dan werd gegooid of 'n dorps-schoone werd even hardhandig met sneeuw gezeept. Jongens, die hij zeker baas kon werden “ 'n beschuitje gevoerd” d.i. hij neep ze met zijn reeds vereelte smidsvingeren zoo hard in de kin, dat ze huilend naar huis vluchtten. Verschillende winters was hij 'n bron van inkomen voor Neske. Hij betaalde twaalf cent per week, twee per dag. De gewone loriassen betaalden maar één cent per dag. Hij zou nog langer ter avondschool zijn gegaan ware hij, bij een soort examen niet zoo treurig gezakt, en hadden de andere "meer gevorderden'' hem daarom niet zo schromelijk geplaagd. Neske vroeg hem : Wat is zwaarder, twee pond veeren of twee pond lood en ijzer ? "Twee pond ijzer en lood" antwoordde de jonge smidsgezel. Verder liep het examen op dien avond niet.

Nes liet hare klanten een half uur vroeger dan gewoonlijk naar huis gaan. En 't was maar goed ook, want ze had het dien dag al te druk gehad, ze was letterlijk bek-af. Haar man, die te Maastrlcht op den "werf " timmerde, zat al twee dagen thuis met 'n zware kou. Haar vijfde en jongste kind was ziek van de koepok-inenting, die te Urmond in de voormalige brandspuit- en schoolkinderenbewaarplaats door Dokter P. Lemmens uit Leuth (Belgisch Limburg) was geprakkezeerd'' (gepractizeerd) ; de oudste zoon was nog niet hersteld van eene erge, kwijnende kwaal die hij aan de brikken (in Duitschland) had opgedaan en no. 2, 3 en 4 boerden zooals ze wilden, als ze moeder maar gerust lieten. Bedenk, lezer, dat de oudste toen pas goed 12 jaar oud was. Ja, als ze moeder maar gerust lieten, alsof die goede sloof ooit rust had gekend. De groote keuken en een aangrenzend kleiner vertrekje dienden als school. In een hoek stond dan de wieg met haar kleinste kind er in of er naast op den steenen vloer.

Onder den breeden schoorsteenmantel hing aan een zwaren zwarten ketting steeds een ketel boven het vuur van takkebossen. De voorraad brandhout lag in den anderen hoek tegenover de wieg op den grond. Schoolbanken waren er natuurlijk niet. Ieder legde zijn lei of zijn boek maar op zijn schoot of op den rug van wie voor hem zat. Gebeurde het nu, dat de ketel erg stoomde, of dat een reuk van aanbranden door de "school'' walmde, dan moest de braafste scholier even opletten, terwijl Nes "even'' naar den pot, de wieg, het vuur en naar de drie dreumesen keek die zich ergens in 'n hoek of in den stal, of 's zomers buiten verkneukelden. Stond de koe op kalven of werden een paar jonge geitjes verwacht, dan draafde Nes zoo nu en dan "onder schooltijd'' naar den koe- en geitenstal, om even ,,inspectie'' te houden. Er was één klok, maar die liep slecht. De kinderen wisten toch van nabij wanneer de schooltijd zoowat voorbij was. Dat hoorden ze aan het steeds harder wordend geschreeuw van 't varken, dat naast den geiten- en koestal in een planken hokje maar moest zorgen vet te worden om dan voor Nes, voor haar man en haar vijf kinderen te sterven. Onder zulke omstandigheden heeft Nes jaren lang school gedaan, en de menschen zeiden, dat de kinderen bij haar toch nog meer leerden dan bij "den meester''.

Waar Neske hare wetenschap en gezag vandaan had gehaald? Als heel jong meisje had ze te Luik als dienstmeid gediend en er een beetje Fransch en ook wat Waalsch geleerd. Dat verschafte haar een heel aanzien. En daar ze nog al korzelig van aard was  - en wie zou het overigens in zoo'n toestand met worden - maakte ze zich vaak heel erg boos en schold de leerlingen leelijk uit . . . . in zo'n mengsel van Fransch, Waalsch en Berger-plat. En daarvoor hadden ze allemaal respect. In 1888 begon men den bouw eener flinke school aan den Bergerweg (nu Raadhuisstraat), zoowat op de helft tusschen Berg en Urmond. Deze telt sedert jaren verschillende klassen ; onder de flinke leiding van het achtbaar schoolhoofd werken onderwijzers en onderwijzeressen aan de ontwikkeling en ook, en dat is veel, ook aan de opvoeding der jeugd van de gezegende gemeente Berg-Urmond.

J. JACOBI (1927)          

 back f2