Bandkeramiekers op Graetheide
Graetheide is in de historie van Nederland een uniek gebied omdat het de plaats is waar de eerste huizen gebouwd werden en waar voor het eerst landbouw en veeteelt bedreven werd. Dit gebeurde 7000 jaar geleden, toen in de rest van Nederland nog nomaden leefden.
Ongeveer 5250 jaar v. Chr. verschenen de eerste dorpjes op Graetheide, waar de mensen in grote huizen woonden en aan landbouw en veeteelt deden. Deze mensen maakten gereedschappen uit vuursteen en hadden mooi versierd aardewerk. Naar dit aardewerk wordt deze mensen de “Bandkeramiek” genoemd. Voor die tijd werd Nederland bewoond door jagers/verzamelaars die geen vaste woonplaats hadden en die hun voedsel in de natuur verzamelden. Vanuit ZW-Azië verspreide de landbouw zich over Europa. Rond 5500 v. Chr. waren de eerste vestigingen van Bandkeramiekers in Hongarije en 250 jaar later verschenen ze dus op Graetheide. Ze hadden een voorkeur voor lössgrond; waarschijnlijk is dat de reden dat ze op andere plaatsen in Nederland niet gewoond hebben (behalve een klein aantal bij Maastricht). De groep Bandkeramiekers op Graetheide woonde vrij geïsoleerd van andere groepen. In Duitsland ten noorden van Aken en in de Haspengouw (NW van Luik) woonden ook grotere groepen. Waarschijnlijk is het niet zo dat deze mensen vanuit het oosten hierheen zijn getrokken. Het lijkt aannemelijker dat de mensen die hier al woonden de technieken van huizenbouw en landbouw van anderen leerden.
In de beginperiode, ongeveer 5200 v. Chr. bouwden de Bandkeramiekers grote huizen tot wel 35 meter lang en 7 meter breed. De huizen stonden in kleine groepjes bij elkaar en waren allemaal NW-ZO gericht. Later werden de huizen wat kleiner en stonden er grotere groepen bij elkaar. De huizen werden gebouwd langs de rand van het plateau van Graetheide bij de Maas en de Geleenbeek. Ze stonden op enkele uitzonderingen na niet in het dal langs het water maar hoger op het plateau. Alleen bij Nattenhoven zijn huizen in het Maasdal gevonden
De oudste huizen stonden in:Geleen (kluis en Janskamperveld), in Janskamperveld zijn 60 huizen gevonden; Elsloo (Koolweg), hier zijn 100 huizen opgegraven, maar geschat wordt dat er 300-400 gestaan hebben; Stein (Keerenderkerkweg); Sittard (Thienbunder en Stadswegske), tussen het Stadswegske en de Rijksweg zijn 48 huizen opgegraven, geschat wordt dat er ongeveer 400 hebben gestaan). Later nam het aantal mensen toe zodat vermoedelijk langs de hele rand van Graetheide groepjes woningen lagen (vaak zo’n 500 meter van elkaar) en ook in Beek (langs de Keutelbeek) vestigden ze zich. Opvallend is dat ze alleen aan de rand van Graetheide woonden en niet aan de Belgische kant van de Maas of aan de oostkant van de Geleenbeek. Waarschijnlijk komt dat omdat aan de westkant van de Maas zandgrond is (de Bandkeramiekers zaten bijna altijd op lössgrond) en de oostkant van de Geleenbeek is waarschijnlijk te moerassig geweest. De Bandkeramiekers maakten gereedschap (pijlpunten, messen, bijlen) uit vuursteen. Ze bakten potten van aardewerk die waren versierd met mooie lijnenpatronen.
Deze kaart van Zuid-Limburg geeft aan waar vondsten van de Bandkeramiek zijn gedaan (de rode vlek is het DSM-terrein). De witte cirkels zijn plaatsen waar woningen of woninggroepen zijn gevonden. De zwarte bolletjes geven plaatsen aan waar vuurstenen werktuigen of potscherven van de Bandkeramiekers zijn gevonden. Dit is het gebied waar werd gejaagd en het vee werd gebracht om voedsel te zoeken. De vindplaatsen in het zuiden (bij St. Geertruid) wijzen erop dat men daar kwam om vuursteen te zoeken. |
|
De huizen hadden meestal voor een gedeelte wanden van houten planken, maar het grootste deel bestond uit vlechtwerk van takken dat met klei dichtgesmeerd was. Het dak werd gestut met 5 rijen stammen van dennenbomen. De vloer in huis werd met grond een halve meter opgehoogd om regenwater buiten te houden. Na ongeveer 25 jaar was een huis zo rot dat er een nieuw gebouwd werd. Vaak was er in een groep huizen één dat groter was en waarvan de wanden helemaal uit hout waren gemaakt. Misschien woonde daar de leider van de groep of woonde men daar in de winter bij elkaar. In de beginperiode stonden er groepjes van ongeveer 5 huizen bij elkaar; later waren er dat wel 15-20. In ieder huis woonden 5-10 mensen. Soms was er rond een groep woningen een omwalling (greppel, gracht of palenrij). Er zijn echter ook alleenstaande huizen gevonden. Aan de buitenkant van de huizen bevonden zich kuilen De uitgegraven grond werd gebruikt voor het huis en om potten te bakken. In de kuilen werd het afval gegooid, zoals afval van vuursteenbewerking. Hieruit kan geconcludeerd worden dat elk huishouden zelf vuursteen bewerkte. Soms bevindt zich in de kuilen van een huis meer vuursteen dan in kuilen van andere huizen. Sommige kuilen bevatten zo'n enorme hoeveelheid vuursteenresten dat men denkt dat hier een vakman woonde, die ook gereedschap voor anderen maakte
Van de huizen zelf is natuurlijk niets overgebleven. We vinden alleen sporen terug in de vorm van grondverkleuringen van de paalkuilen en van afvalkuilen die langs de huiswanden liggen. Vooral in deze afvalkuilen is het stenen gereedschap en het met banden versierde aardewerk gevonden. De foto geeft een idee hoe de huizen er ongeveer uitzagen.
Men deed aan landbouw (granen zoals gerst en tarwe) en veeteelt maar daarnaast werd er natuurlijk ook gejaagd en gevist. Koeien en varkens, waren de belangrijkste huisdieren. Uit vondsten in Midden-Limburg blijkt dat de Bandkeramiekers tot ver voorbij Roermond gingen om het vee te weiden en om te jagen. Pijlspitsen zijn in het hele Maasdal gevonden. Ze gebruikten pijl en boog om te jagen. Hoogstwaarschijnlijk hebben de Bandkeramiekers ook gevist met behulp van netten en fuiken. Het verzamelen van voedsel buiten de nederzetting was waarschijnlijk een activiteit die vrouwen ontplooiden. Ze verzamelden noten, appels, bosbessen, zwarte bessen, bosaardbeien, wilde planten, wortelgewassen en allerlei soorten kruiden en medicijnplanten.
In Elsloo is ook een groot grafveld gevonden, waar 113 graven werden blootgelegd. Meestal ging het om lijkbegraving, maar er waren ook veel graven met crematieresten. Vaak waren er ook grafgiften (aardewerk, gereedschap) in het graf aanwezig.
Rond 4950 v. Chr. verdwenen de Bandkeramiekers plotseling van Graetheide. Er zijn bijna geen vondsten gedaan van de eeuwen erna. Op andere plaatsen waar Bandkeramiekers woonden gebeurde dit niet. Waarom ze op Graetheide zo plotseling verdwenen is onbekend.