1969: Olieraffinaderij van DSM en Shel op Graetheide
In juli 1969 kwamen DSM (dat toen nog Staatsmijnen heette) en Shell met het plan om op Graetheide een olieraffinaderij te bouwen. Dat is een enorm grote fabriek die veel overlast in de omgeving veroorzaakt. De installatie zou moeten komen langs het Julianakanaal bij Berg (ten noorden van de Bergerweg). Hele woonwijken en complete dorpen rond het terrein zouden gesloopt moeten worden. De Nederlandse regering steunde de plannen omdat het werkgelegenheid zou opleveren na de sluiting van de kolenmijnen. Maandenlang was het voorpagina-nieuws in de Limburgse kranten.
Op 18 september 1969 verscheen er een extra nummer van Staatsmijnen/DSM nieuws waarin de komst van de olieraffinaderij op het Graetheideterrein werd aangekondigd. Met artikelen over het belang van versterking van de petro-chemische keten in de regio en hoe een olieraffinaderij werkt. In de speciale uitgave wordt droogjes opgemerkt “dat de gemeente Urmond veel minder rijk is aan industrie dan de aangrenzende gemeente Born met o.a. DAF en Fiat op haar grondgebied. De vestiging van een nieuwe raffinaderij op Urmonds grondgebied betekent dan ook een belangrijke industriële injectie voor dit oude Maasstadje”
Olieraffinaderij en de werkgelegenheid
De komst van een Olieraffinaderij werd gezien als onderdeel van activiteiten “die beogen Zuid-Limburg na het verdwijnen van de mijnindustrie een nieuwe economische basis te verschaffen”.De toenmalige regering heeft in een nota inzake het petrochemische raffinaderijproject Limburg een overheidsbijdrage toegezegd in de financieringskosten vanwege de belangrijke stimulans voor de herindustrialisatie van de streek. Op een totaal geraamde investering van 350 miljoen gulden wil de Staat in beginsel rente en aflossing voor zijn rekening nemen van maximaal 75 miljoen gulden. Het was dus niet zomaar een wild plan, nee de Regering had in beginsel al een forse financiële ondersteuning toegezegd!
Wordt met de democratie een loopje genomen?
Niet iedereen was enthousiast over de plannen. De burgemeester van Urmond lucht op 1 oktober 1969 in het Limburgs Dagblad zijn hart. Hij spreekt er over dat Rijkswaterstaat en Staatsmijnen gewoon maar alles in onze gemeente droppen en dat de gemeente pas in laatste termijn op de hoogte wordt gebracht.
PSP Kamerlid Wiebenga stelt er schriftelijke vragen over aan de Minister van Binnenlandse Zaken Beernink. Wiebenga citeert de hartenkreet van de burgemeester van Urmond en vraagt aan de Minister of deze de mening deelt dat er onvoldoende coördinatie is van overheidsbeleid en een te geringe democratische inspraak van het gemeentebestuur.
Minister Beernink laat op 5 maart 1970 in zijn antwoord weten de mening van het PSP Kamerlid niet te delen. Uitvoerig gaat hij in op het feit dat in 1966 met de betrokken gemeenten het overleg is geopend omtrent een herziening van het streekplan voor de Westelijke Mijnstreek. Daaruit komt uiteindelijk een op 2 juli 1969 vastgesteld Streekplan voor het Stadsgewest Sittard-Geleen waarin het Graetheideterrein de indicatie chemische bedrijvigheid heeft gekregen. In genoemd streekplan wordt niet met zoveel woorden gesproken over een olieraffinaderij, doch het is duidelijk, dat de vestiging daarvan valt binnen het bereik van de indicatie die het betrokken terrein in het Streekplan heeft gekregen, te weten uitbreiding van de chemische bedrijvigheid. Het feit dat het bestemmingsplan nog moet worden gewijzigd betekent een procedure met mogelijkheden voor verdere inspraak van de plaatselijke overheid en bevolking.
De mogelijke milieueffecten van de olieraffinaderij
De vestiging van een olieraffinaderij zal zeker niet alleen positieve gevolgen met zich meebrengen, zo wordt omschreven. Het leefmilieu wordt in vele opzichten negatief beïnvloed. “Idealiter zou er een bufferzone van ongeveer 5 kilometer dienen te zijn maar dat lijkt in de concrete situatie niet haalbaar”.
Met beschrijft kort de mogelijke luchtverontreiniging, de geluidshinder, de sterkere verkeersbelasting en het opofferen van nu nog open ruimte. “Oliekraakinstallaties kunnen hoogten tot 50 meter bereiken met bijbehorende tankparken. Het complex als geheel zal de wijde omgeving tot een technisch/industrieel milieu stempelen met onmiskenbare invloed op het woonklimaat in de regio”.
Er zijn ook andere locaties bekeken: de haven van Stein, de Berghaven in Born en Schinveld. Men komt na afweging tot de conclusie dat de locatie Graetheide aan het Julianakanaal gelegen de beste is. Als argument wordt ook nog genoemd dat reeds grondaankopen hebben plaats gevonden. DSM heeft dus al gronden in dit gebied aangekocht voordat er sprake van was dat er industrie mocht komen.
Nogal wat woonkernen zouden gesloopt moeten worden
In een nota van adviesbureau Salemans Toonen worden de gevolgen voor de verschillende woonkernen beschreven. In de conclusie omschrijft met het zo:
“De voorgenomen lokalisering van de raffinaderij op Graetheide zal moeten worden aanvaard, mede omdat een inventarisatie van keuzemogelijkheden geen aantrekkelijk alternatief naar voren brengt. Men zal hieraan de consequentie dienen te verbinden dat een aantal omliggende woonkernen: Berg, Urmond West en Oost, Graetheide, Guttecoven en tenslotte Lindenheuvel op lange termijn geen aanvaardbaar woonmilieu meer kunnen bieden”
Wat dat betreft zijn ze wel eerlijk in 1970: kiezen voor grootschalige industriële activiteiten op Graetheide betekent dat hele dorpen en woonkernen en zelfs een deel van een grote wijk als Lindenheuvel dienen te verdwijnen. Men beschrijft dat in het te maken structuurplan voor de Westelijke Mijnstreek gezocht moet worden naar reserve capaciteit voor woonbebouwing als vervangende woningbouw indien uiteindelijk tot algehele amovering van de meest bedreigde woonkernen wordt besloten.
Maar de bedrijven zijn niet zo eerlijk. In een raadsbijeenkomst in de gemeente Born op 12 januari 1971 vertelt Ir. L Dubel directeur van de op te richten olieraffinaderij “dat alleen tijdens de startweken van de raffinaderij van roetoverlast sprake zal zijn”.
Gemeentebestuurders gaan met vliegtuig kijken in Denemarken
In hetzelfde nummer van het Limburgs Dagblad staat een groot artikel over een olieraffinaderij in het Deense Frederica. In dit artikel wordt er melding van gemaakt dat op 13 januari 1971 per chartervliegtuig uit Beek een deputatie van burgemeesters en raadsleden uit de Westelijke Mijnstreek een werkbezoek zal brengen aan de olieraffinaderij in Frederica (Denemarken).In dit havenstadje is een raffinaderij gebouwd die model kan staan voor de raffinaderij die DSM en Shell op Graetheide willen bouwen.
In1971 trok Shell zich terug uit het project omdat het te duur zou worden. Dat was het einde van de olieraffinaderij op Graetheide.
Schrijver: Jan Muijtjens
Bronnen:
Limburgs Dagblad 1969-1971
Staatsmijnen Nieuws, 18 september 1969,.
Nota inzake planologische aspecten petrochemische raffinaderij DSM/SHELL, Partners Salemans Toonen, 30 oktober 1970,