De Stichting OPAC, onder leiding van DSM-directeur Schneiders en ex-burgemeester Mans heeft eind november 2010 een rapport gepubliceerd over de OPAC. Het Graetheidecomité heeft de tussenrapportage van de Stichting OPAC bestudeerd en met de voorzitter van de Stichting besproken.
Het comité heeft een hele reeks opmerkingen en vragen en we zullen de komende maanden met hulp van deskundigen dieper ingaan op een aantal onderdelen, zoals bijvoorbeeld de vraag of met OPAC een bijdrage wordt geleverd aan het bevorderen van duurzame energie of dat met name het belang van nieuwe kerncentrale(s) en kolencentrales hiermee primair gediend wordt. In het volgende spitst het Graetheidecomité, mede gezien de beperkte tijd welke we voor beoordeling gehad hebben, zich toe op de economische en financiële aspecten van de tussenrapportage. Het rapport van de Stichting OPAC geeft hoofdzakelijk een overzicht van de standpunten en economische aspecten van OPAC zoals die bij de provincie en bij Sogecom beleefd worden. Op kritische rapporten (KEMA) wordt nauwelijks ingegaan en de conclusies hiervan worden niet besproken. Uit het rapport blijkt een sterke neiging om het project boven water te houden: de investeringen worden onverantwoord laag ingeschat en de baten worden gebaseerd op zeer twijfelachtige aannamen over de volatiliteit van de stroomprijzen gedurende de komende 50 jaar. Een fraai voorbeeld van naar het gewenste resultaat toe rekenen zijn de grafieken op blz. 14 en 15. Aangenomen is hier dat de OPAC de nachtstroom gratis krijgt. In de toelichting zegt het rapport wel dat dit in realiteit (vooralsnog) onwaarschijnlijk is maar desondanks rekent men ermee.
In het volgende zullen we beargumenteren dat grote vraagtekens geplaatst kunnen worden bij het rapport van de Stichting. We sluiten af met een conclusie en oproep aan Provinciale Staten.
Economische en financiële aspecten
Uitgaande van zeer optimistische aannamen (waarover later meer) wordt berekend dat de inkomsten (dit is het verschil tussen verkoop en aankoop van elektriciteit) in 2020 ongeveer € 200 miljoen zouden bedragen (zie onderste figuur op blz. 25). De jaarlijkse kosten van OPAC, zijnde € 180 miljoen [1]) moeten hiervan afgetrokken worden. Resteert een verwachte winst in 2020 van € 20 miljoen (op een investering van ca. € 2 miljard !). Voor 2009 zijn de inkomsten berekend op slechts 63 miljoen en zou de OPAC dus zwaar verlies hebben geleden. Dus ondanks deze zeer optimistische inschattingen is de winst op zijn hoogst zeer marginaal.
In het onderstaande zullen we duidelijk proberen te maken waarom de inkomsten ook nog veel te hoog en de kosten te laag zijn ingeschat.
Inkomsten OPAC.
De inkomsten komen uit het verschil tussen inkoopsprijs (’s nachts) en verkoopsprijs. Gezien de vaste kosten van de OPAC van € 60 per MWh (zie figuren op blz. 14) en rekening houdend met 20 % verlies moet de marge tussen in- en verkoopprijs groter dan 70 €/MWh zijn om winst te kunnen maken. In de eerste helft van 2010 bedroeg de gemiddelde marge in Nederland 15-20 €/MWh; de goedkoopste nachturen zitten daar soms nog 10-15 €/MWh onder. Een marge van 30-35 €/MWh is dus het maximaal haalbare, terwijl dit 70 moet zijn om quitte te spelen. De Stichting OPAC verwacht dat de prijsfluctuaties na 2020 veel groter zullen zijn dan in 2009. De gebruikte cijfers (bovenste figuur op blz. 25) slaan echter op een situatie dat er nauwelijks maatregelen getroffen zijn om die fluctuaties te beperken. Met name wordt geen rekening gehouden met het feit dat door opslagsystemen die fluctuaties automatisch verminderd worden (bij de figuur wordt vermeld: Power Storage Plants not included). Alleen Duitsland heeft momenteel al een opslagcapaciteit gelijk aan die van 5 OPAC’s. De Stichting geeft in het rapport zelf aan dat opslag de marge wezenlijk verlaagt, maar men laat dit bij de berekeningen buiten beschouwing. De berekeningen zijn dus, gezien de huidige situatie wat betreft opslagcapaciteit, veel te rooskleurig
Toekomstige ontwikkeling van de prijsvolatiliteit
Het rapport van de Stichting wijst er op (blz. 12) dat in de toekomst meer flexibiliteit-bevorderende maatregelen genomen zullen worden, waardoor de prijsfluctuaties verminderen. Met name een verdere groei in opslagmogelijkheden reduceert de winstkansen voor OPAC. Ook de risicoanalyse (punt 1.3 en 4.1) wijst op dit gevaar.
Dat opslag in de toekomst een veel belangrijker rol zal spelen blijkt uit het feit dat een aantal nieuwe installaties gepland zijn. Zwitserland b.v. heeft momenteel 3 nieuwe installaties in voorbereiding. Doorslaggevend kan echter de opslag in Noorwegen en Zweden zijn. De “Sachverständigenrat für Umweltfragen” van de Duitse bondsregering signaleert in een recent rapport dat waterkrachtcentrales vrij goedkoop in opslagsystemen kunnen worden veranderd. In Noorwegen is op die manier een opslagcapaciteit gelijk aan die van 25 OPAC’s eenvoudig te realiseren en in Zweden 15.
Tegen deze veel goedkopere opslagmogelijkheden kan OPAC niet concurreren. Een gewone PAC kost namelijk minder dan de helft van een OPAC en de ombouw van waterkracht-centrales in Zweden en Noorwegen is nog goedkoper. Verder zullen ook kolenvergassing, CAES, “smart”consumptie, interconnectie, kleinschalige energieopwekking en elektrische auto’s in sterke mate de onbalans in het stroomnet compenseren en daardoor de prijsfluctuaties reduceren. De inkomsten van OPAC zullen daardoor sterk afnemen. In de berekeningen van de opbrengst van de OPAC houdt men hier echter geen rekening mee.
In de verdere toekomst zal ook overtollige stroom via elektrolyse van water, samen met CO2 in methaan omgezet kunnen worden. Het rendement is slechts 60 %, maar daar staat tegenover dat er meteen CO2 gebonden wordt, dat langduriger opslag mogelijk is en dat de opslagcapaciteit voor methaan in het bestaande gasnet praktisch onbeperkt is.
Kosten OPAC.
De opslagkosten worden door de Stichting begroot op 60 €/MWh (€ 180 miljoen per jaar). De hieraan ten grondslag liggende investeringsraming (1400-1800 miljoen) is echter duidelijk te laag. Renteverlies tijdens de bouw is b.v. niet meegerekend. Bovendien is de onzekerheidsmarge groot (40%). Dit betekent dat de investering in werkelijkheid mogelijk boven 2,5 miljard zal liggen. De ervaring met dit soort nieuwe en grote projecten leert dat een aanzienlijke overschrijding van dit bedrag eerder regel dan uitzondering is. De Stichting stelt zelf ook dat een dusdanig gecompliceerd project het risico van aanzienlijke (onvoorziene) meerkosten met zich meebrengt. Het grootste risico is, volgens de Stichting, dat de techniek om op 1400m diepte een dergelijke installatie te bouwen nog nooit is uitgevoerd en gecompliceerd zal zijn.
Conclusie.
Het Graetheidecomité concludeert dat er zelfs uit de zeer optimistische berekeningen van de stichting OPAC volgt dat een rendabele exploitatie van een OPAC niet waarschijnlijk is. Het Graetheidecomité stelt Provinciale Staten dan ook voor om op basis van de voorliggende stukken niet in te stemmen met het verzoek om uit provinciale middelen voor vervolgonderzoek 5 miljoen beschikbaar te stellen.
Daarvoor in de plaats dient eerst een (korte) studie door onafhankelijke deskundigen op het gebied van energiehandel te worden uitgevoerd om na te gaan of de door de Stichting berekende opbrengst van OPAC in het licht van de internationale energiemarkt en de in de toekomst te verwachten volatiliteit van deze markt reëel is.